Om goede redenen is er dit jaar voor gekozen om één grote aaneengesloten Kerststal te maken, of beter: één Kersttafereel. Het echte Kerstverhaal dus, maar hoe was het ook alweer. De meeste mensen kennen het verhaal wel zo ongeveer, maar hoe zat het nou toch met de engelen, en de herders, en de drie koningen, en de stal? Of was het nou een grot? En als Maria en Jozef in Nazareth wonen, hoe komen ze dan in Bethlehem terecht, waar Jezus geboren is?
Allereerst dit: de verhalen die bij Kerstmis horen, komen uit de Bijbel en wel uit twee van de vier evangelies, nl. het evangelie volgens Mattheüs en het evangelie volgens Lucas. De andere twee evangelisten (Marcus en Johannes) schrijven niets over de geboorte van Jezus. De verhalen van Mattheüs en van Lucas verschillen nogal van elkaar en ik zal proberen ze te vertellen zonder iedere keer aan te geven of de info nou van Mattheüs of van Lucas komt. Een integraal verhaal dus.
Het begint bij Maria, een jonge vrouw in Nazareth, die een relatie had met Jozef. Dan verschijnt er een engel aan Maria, Gabriël, die haar aankondigt dat zij zwanger zal worden, en wel van de heilige Geest. Een wonderbaarlijke zwangerschap dus. Dan gaat Maria op bezoek bij haar nicht Elisabeth, die zwanger is van Johannes (de Doper) en daar zingt ze haar befaamde Magnificat. Terug in Nazareth krijgen Maria en Jozef de opdracht (van keizer Augustus) om naar de plaats te gaan waar de voorouders van Jozef vandaan komen: het huis en geslacht van David. Die plaats is Bethlehem.
Intussen was Jozef op de hoogte van de zwangerschap van Maria en hij wist dat het kind niet van hem was. Hij wilde daarom van Maria scheiden, maar een engel gaf hem in een droom te kennen dat Maria zwanger was van de heilige Geest en dat hij het kind de naam Jezus moest geven. Vervolgens gingen ze op weg naar Bethlehem, niet ver van Jerusalem, om zich daar te laten inschrijven. Het was heel druk aldaar en Maria was hoogzwanger en zou snel bevallen. Omdat er geen plek voor hen was in de herberg, weken ze uit naar een stal, waar Jezus werd geboren en in een kribbe werd gelegd.
In die buurt waren er herders die op hun schapen pasten. Opeens stond een engel (des Heren) voor hen en vertelde hen over de goede boodschap, nl. dat een kind, een redder, was geboren in de stad van David en dat het kind in doeken gewikkeld in een kribbe lag. Toen was de hemel vol van engelen die zongen: Gloria in excelsis Deo. De herders brachten een bezoek aan de stal en zij loofden God.
Na de geboorte van Jezus kwamen er in Jerusalem wijzen uit het oosten; zij volgden een ster die hen de weg had gewezen en zij vroegen aan de koning aldaar (Herodes) waar zij de pasgeboren koning van de Joden konden vinden zodat zij hem eer konden gaan brengen. Men kwam erachter dat die koning in Bethlehem geboren moest zijn en daar werden de wijzen naar toe gestuurd, met de opdracht om na hun bezoek te komen vertellen waar het gebeuren had plaatsgevonden, opdat Herodes ook eer kon brengen aan het kind.
Toen de wijzen het kind en zijn moeder Maria hadden gevonden, schonken zij hen goud, wierook en mirre. Door een droom gewaarschuwd keerden zij niet naar Herodes terug. Deze voelde zich bedreigd door het koningskind en liet vervolgens alle jongetjes van twee jaar en jonger in Bethlehem en omgeving ombrengen. Jozef, Maria en Jezus waren intussen gevlucht naar Egypte (Jozef was in een droom gewaarschuwd) en pas toen Herodes was gestorven, keerden ze terug en vestigden ze zich in Nazareth.
Wat missen we? De os en de ezel, de namen van de koningen (waren het wel koningen of waren ze wijzen, waren het er wel drie?). De kameel. Dat alles staat weliswaar niet in een van de evangeliën, maar hoort inmiddels wel tot onze Kersttraditie.